‘Ik kan niet meer. Ik zie het niet meer. De schoonheid om me heen is veranderd is een waas. Waarom ben ik hier, waarom doe ik wat ik doe? Waarom wilde ik perse 25 kilometer door de bergen lopen?’ Hersenspinsels die me overvielen tijdens mijn voettocht door de Gorges du Verdon…
Zoals mij vaker gebeurt, had ik me eerder dit jaar een zot plan in mijn hoofd gehaald. Een voettocht door de Gorges du Verdon, dat leek me wel wat. Dat het nog best eens pittige dagtochten konden worden, dat nam ik voor lief. Zoals ik dat dus vaker doe bij het uitstippelen van mijn reizen. Thuis, zittend op de bank, denk ik altijd dat ik de wereld aankan. Dat het allemaal zo moeilijk niet kan zijn, die bergtoppen beklimmen of die lange afstanden wandelen. En dus boekte ik mijn reis naar de Gorges du Verdon. Vijf dagen wandelen is wat me te wachten stond. Samen met twee even zo heldhaftige vriendinnen. Ik had er zin in!
Etappe 1: Marseille – Moustiers Sainte Marie
Na een vlucht van amper anderhalf uur landen we die bewuste ochtend in Marseille, vanwaar we de bus pakken naar het pittoreske dorpje Moustiers Sainte Marie. Gek idee dat deze busrit, door Franse landschappen, met een reistijd van twee uur langer duurt dan de vlucht van Nederland naar Zuid-Frankrijk… Onderweg verandert het landschap langzaam in een steeds ruiger en bergachtiger geheel. Een besneeuwde bergtop komt zelfs wel heel dichtbij. Aangekomen bij ons hotelletje voor die nacht hoor ik dat mijn opgekomen zenuwen voor deze sneeuw niet onterecht zijn: tot een week geleden was het in de omgeving van de Gorges du Verdon ijzig koud en viel er een pak sneeuw, aldus de eigenaresse. “April is altijd spannend voor ons. Maar vanaf nu wordt het fantastisch”, belooft ze me. Ik geloof haar op haar warme Franse ogen.
Die dag slenteren we wat door Moustiers Sainte Marie, dat meteen mijn hart steelt. Wat een schitterend dorpje, aan de voet van de Verdon! We eten wat op een verscholen terrasje in één van de smalle straatjes en maken ons mentaal klaar voor de eerste grote wandeldag die morgen te wachten staat. We hebben er zin in, maar zijn ook ietwat huiverig. Hoe zwaar zal het worden..? Enigszins zen van het Franse leven, waar alles net een tandje langzamer lijkt te gaan, kruip ik die avond in bed.
Etappe 2: Moustiers Sainte Marie – La Palud sur Verdon
7.00 uur. De wekker. Voila, daar is ‘ie dan: onze eerste wandeldag. Met kriebels in mijn buik word ik wakker. Ik heb er zin in, en tegelijkertijd vind ik het reuze spannend. Zoals altijd tijdens de wandelreizen die ik maak… Simpelweg omdat je niet weet hoe een dag gaat verlopen. Omdat je niet weet hoe zwaar je het gaat hebben. Best een uitdaging voor een control freak als ik, die in sommige situaties maar al te graag weet hoe de dingen gaan lopen. Tijdens mijn wandelreizen gaat dat niet, en dus laat ik het altijd maar een beetje op me afkomen allemaal. Een flinke kop koffie, een verse croissant en wat brood met huisgemaakte jammetjes maken dat ik er klaar voor ben. On y va.
Onze tocht van vandaag start vanaf Moustiers Sainte Marie, waar we de nacht doorbrachten. Fijn, zo hoeven we niet eerst naar een beginpunt te pendelen. De eerste meters krijgen we al vrij snel bergtoppen in ons vizier. Mijn hart maakt sprongetjes. Van enthousiasme, van de zenuwen. Een heerlijk gevoel. Na een kwartier lopen over een vlakke weg, komt het eerste wandelbordje van de GR4, die we volgen, in zicht. Nu gaat het gebeuren: de eerste klim. Vooraf had ik me al ingelezen dat het klimmen wordt vandaag. Meer dan duizend hoogtemeters. Volgens mijn vader, die jarenlang wandelreizen maakte met vrienden, is dat nogal wat. Grinnikend wenste hij me succes, maar in zijn stem hoorde ik vooral ook trots. Trots dat zijn dochter dit doet. En dat gaf me weer goede moed: ik kan dit, ik ga dit gewoon doen.
Hijgend loop ik op de berg. Ik moet er weer even inkomen, merk ik. Klimmen. Dat zijn we in Nederland natuurlijk niet gewend. Na een goed half uur stijgen merk ik ineens hoe snel we de hoogte in gaan: de plek waar we vandaan komen ligt alweer ver onder ons. In de verte zie ik het Lac de Sainte Croix, het grote stuwmeer bij de Gorges du Verdon. Twee wolken schitteren mooi in het prachtige blauwe meer. Ik sta stil en geniet van wat ik zie. De vermoeidheid lijkt als sneeuw voor de zon verdwenen. Ja, hierom wilde ik deze reis maken. Dit uitzicht, deze landschappen… De stilte, hier in de bergen.
We passeren rotsachtige wandelpaden, lopen op verlaten weides, aanschouwen besneeuwde toppen in de verte… En steeds met het Lac Sainte Croix in ons vizier. Na ruim vijf uur wandelen ploffen we neer in de schaduw van wat bomen. Hoe ver zou het nog zijn? We zijn op, merken we ineens alle drie. We willen niet meer, maar hebben geen keuze. Hier, te midden van de natuur, zijn autowegen ver te zoeken. We moeten door. We belonen onszelf met wat suikers (cola, snoep, dextro, lolly’s, oeps…) en gaan verder. De laatste kilometers doen we op wilskracht. En alsof er iets in mij vrij komt, voel ik me dat laatste uur ineens weer vrij helder en energiek. Is dit de runnershigh voor wandelaars? Als het eindpunt, het dorpje La Palud sur Verdon, in zicht komt, slaak ik kreetjes van geluk. Op de teller zie ik 8 uur wandelen staan. 23,8 kilometer. Ik tel er de duizend hoogtemeters bij op. Wat een gekkenwerk. Waarom wilde ik dit ook alweer..? Tegelijkertijd heeft de adrenaline de overhand. Ik ben trots. Ik heb het mooi geflikt. Ruim acht uur wandelen en ik leef nog! Ik heb nog energie, zelfs. Totdat ik die avond neerplof op bed. We beginnen alle drie te lachen. De vermoeidheid vindt langzaam plaats in ons lichaam, maar wat zijn we trots. Morgen een makkelijkere etappe, gelukkig. Bonne nuit!
Etappe 3: La Palud sur Verdon – Chalet la Maline
7.00 uur. De wekker. Wederom. Rise and shine! Vandaag staat er een wat minder zware wandeling op de planning en daar zijn we alle drie blij mee. Hoewel spierpijn ontbreekt – gelukkig maar! – zijn we mentaal nog een beetje moe van gisteren. Een dagje minder is wel even fijn. Vandaag wandelen we naar Chalet la Maline, een gite voor wandelaars middenin de natuur van de Gorges du Verdon. Daar logeren we een nachtje, om de dag erna weer een heftige wandeling voor onze kiezen te krijgen.
Een croissant en verse koffie later stappen we weer in onze wandelschoenen. Nieuwe dag, nieuwe ronde, nieuwe kansen! We doorkruisen nog eenmaal het dorpje La Palud sur Verdon, waar een oude man en dame op een bankje van de vroege zon genieten. Bij de bakker in het dorp halen we nog gauw even wat te eten voor onderweg. Daarna volgen de eerste echte meters voor vandaag. Zoals verwacht is de zwaarte van de tocht lange tijd ver te zoeken. Ruime tijd lopen we op een vrij vlakke route. Heerlijk, want waar ik gisteren de schoonheid om me heen even niet meer zag door de vermoeidheid, zie ik nu weer hoe mooi het hier is. De imposante kloven komen weer in ons vizier en ik geniet. Van de indrukwekkende landschappen, van de stilte, van de vogels…
Na een pauze, heel wat Franse chansons uit onze monden en prachtige uitzichten, krijg ik na zo’n tweeënhalf uur wandelen plots onze logeerplek in mijn vizier. Ik roep naar achteren, waar mijn vriendinnen de hoek nog om moeten komen. “Daar is het al!” Wat een contrast met onze wandeling van gisteren, dit is een eitje! Bij Chalet la Maline wissel ik gauw mijn wandeloutfit om voor iets comfortabelers en plof neer op hun terras, met uitzicht op de Verdon van bovenaf. Een koud biertje is het enige wat ik nog wens. Laat de barman dat nou nét doorhebben… Niet veel later wordt me een ijskoud pils overhandigd, terwijl de ober nog wat grappen maakt naar ons. Die wandeling van morgen? Appeltje, eitje, aldus de vrolijke Fransman. Zelf zijn we daar nog niet zo zeker van…
Die avond eten we wat de pot schaft in de gite. Samen met een tiental andere wandelaars. De wijn vloeit rijkelijk en nadat ook de kaas de tafel gepasseerd is, lopen we terug naar boven. Naar onze kamer voor deze nacht. Vanuit ons raam kijken we uit op één van de mooiste sterrenhemels die ik ooit zag… Zoveel sterren, zo’n serene rust. Een zwarte wereld met fonkelende lichtjes. Machtig mooi. Tevreden val ik die avond in slaap.
Etappe 4: Chalet la Maline – Rougon
Vandaag rinkelt de wekker niet om 7.00 uur. Ik ben al een uur eerder wakker, zo rond zessen. Niet erg, met een uitzicht dat je er bij Chalet la Maline gratis bij cadeau krijgt. Ik blijf nog even liggen in mijn aangename bedje en staar naar buiten, waar de wereld langzaam van kleur verandert terwijl de zon opkomt. Totdat de mededeling daar is dat één van mijn vriendinnen zich niet goed voelt. Buikkrampen, misselijk, hoofdpijn… Ontbijten lukt ook maar lastig. En na een lange overweging besluit ze geheel terecht dat het niet slim is te starten aan de wandeling naar Rougon. Vandaag staat het Sentier Blanc-Martel op de planning, waar 7 uur wandelen voor staat. Een pittige tocht. Niet iets waar je lekker aan begint als je je niet goed voelt. Maar ik snap haar struggle. Deze tocht zou namelijk, ondanks de zwaarte, prachtige plaatjes opleveren. En uiteindelijk is dat waarvoor we hier kwamen: het genot van de natuur… Gelukkig is ze uiteindelijk wijs genoeg niet aan de tocht te beginnen en een taxi te pakken naar Rougon. Mijn andere vriendin en ik gaan deze dag met z’n tweetjes op pad. Toch weer enigszins met zenuwen in de benen… Waar beginnen we nu weer aan?
De eerste etappe van deze tocht valt me mee, maar voor mijn reisgenoot is het killing: we dalen vanaf Chalet la Maline een paar honderd meter naar beneden, naar de rivier de Verdon. De kloof in. Niet prettig voor iemand die niet van dalen in de bergen houdt. Mijn spanning begint echter iets later pas, wanneer het pad verandert in een grillig geheel en ik mezelf moet vastklampen aan een ijzeren ding dat een trapleuning moet voorstellen. Van een trap kan ik niet echt spreken op dit rotsige geheel, en een leuning heb ik ook weleens in een prettigere variant gezien. Soit, we doen het ermee. Ik klim en klauter omhoog. De rivier blijft trouw aan onze rechterzijde. En hoewel het pad soms even spannend is, blijft het blauwe water van de Verdon mijn aandacht trekken en mijn hart vullen. Wat is het hier mooi…
Halverwege de tocht besef ik ineens dat het best lekker gaat. Vermoeidheid speelt geen rol en op wat spannende stukken na merk ik dat ik in een lekkere flow zit. Moest ik gewoon weer even in het ritme van de bergen komen, die we in Nederland missen? Ik deel mijn hersenspinsels met mijn vriendin en we komen tot de conclusie dat de wandeling van vandaag bij ons beiden lekker gaat. Fijn! Niet veel later staat een eerste stevige klim te wachten. Een tiental oudere wandelaars, zeker 60+, staat voor ons stil. Hijgend, puffend. Ze hebben het zwaar, zie ik. Maar uiteindelijk moeten we toch allemaal omhoog om verder te kunnen, en dus begin ik gewoon. Ook ik ben al snel aan het hijgen, maar ik moet door. Het is geen hele lange klim, wel een steile die veel energie vraagt, vooral door de brandende zon op mijn rug. Na een ruim kwartier ben ik boven en zie ik wat de volgende etappe wordt: dezelfde afstand terug naar beneden, maar dan via ijzeren trappen. Een enorm trappenstelsel zo ik het nog niet eerder zag. En hoewel de treden steil zijn, gaat dit me een stuk beter af dan de klim naar boven. Eng vind ik het gelukkig niet, spectaculair wel!
Eenmaal beneden komen we op adem met een vers stokbrood en een sapje. We nemen wat suikers tot ons om vervolgens verder te klimmen. Hoe lang zou het nog zijn? Een vraag die ik mezelf regelmatig stel tijdens wandelingen als deze, maar die ik eigenlijk nooit kan beantwoorden. De bordjes onderweg maken je niet veel wijzer. En dus loop ik maar. En loop ik maar. Ik merk dat mijn flow begint in te dutten. Dat ik iets van vermoeidheid begin te voelen. Toch blijf ik scherp, omdat het pad daartoe uitnodigt: onze weg gaat ineens over een enorm rotsblok, dat eigenlijk geen wandelpad meer genoemd mag worden. Een paar minuten later is de laatste én spannendste etappe van deze reis aan de beurt: een enorme tunnel door de bergen. Op het internet had ik gelukkig al gelezen dat voor deze tocht een zaklamp onmisbaar is, en van die informatie is niets gelogen. Wanneer ik de tunnel betreed, is het alsof ik in een donker hol stap, dat steeds donkerder en donkerder wordt. Ik ben blij met het beetje licht dat ik voor me schijn. Onder mijn voeten hoor ik het geklots van water. Grote plassen, die alsmaar groter en dieper lijken te worden. Mijn wandelschoenen krijgen ineens heel wat te verduren, maar zolang mijn sokken nog niet nat zijn zal me dat een worst wezen. Adrenaline giert door mijn lijf. Ik zie niets dan mijn lampje, en dat van de wandelaars voor en achter me. De aardedonkere tunnel is 600 meter lang, wat misschien niet immens klinkt, totdat je er zelf in loopt en geen hand voor ogen ziet. Wanneer het licht weer opdoemt in de verte, ben ik toch opgelucht. Niet alleen omdat de tunnel erop zit, ook omdat de wandeling bijna op zijn einde loopt. Ein-de-lijk!
Of althans… Dat dachten we. Na de tunnel komen we aan op een plateautje, waarvan ik dacht en hoopte dat het het einde zou zijn. Helaas is het vanaf hier nog een ruim uur lopen naar ons eindpunt. De moed zakt me even in de schoenen. Ik kan niet meer. Ik zie het niet meer. De schoonheid om me heen is veranderd is een waas. Waarom ben ik hier, waarom doe ik wat ik doe? Waarom wilde ik perse zoveel kilometers door de bergen lopen? Mijn vriendin leest mijn gedachten en kan niet anders dan het ermee eens zijn. Maar we moeten door. Nog even volhouden. Nog een paar kilometer. Op wilskracht. Na een half uur lopen (en uit volle borst meezingen met liedjes uit onze jeugd, om het dragelijk te maken) krijgen we een pizzeria in ons vizier. Een simpele, kleine pizzeria in the middle of nowhere. Een man die lijkt op Obélix (van Asterix) gebaart ons. “Bonjour!” Zijn snor en dikke buik maken dat ik grinnik. We lachen naar hem en besluiten even te stoppen. Voor zijn kleine eettentje staan een paar plastic stoeltjes, die een magisch uitzicht bieden op de bergen van de Verdon. We bestellen een magnum, zo’n luxe variant, en een ijskoude Orangina. De beste man, die ik heb omgedoopt tot Obélix, komt naast ons staan. “Zie je daar die fiets?” Hij wijst in de verte, naar de bergen. Ik kijk hem bedenkelijk aan. “Een fiets?” Hij straalt. “Ja! En daar, Zuid-Afrika.” Nu pas snap ik wat hij bedoelt. De vormen van de bergen, hij ziet er plaatjes in. En daar is hij maar wat trots op. In grinnik en wijs. “Ik zie het!” Het stelt hem tevreden. “Waar gaan deze twee dames alleen eigenlijk naartoe?”, vraagt hij zich af. We vertellen dat we onderweg zijn naar het dorpje Rougon, terwijl ik het idee blijf hebben dat ik met Obélix in gesprek ben. “Ah! Mijn vriend woont daar. Wacht… Hé, kom eens!”, gebaart hij naar een andere Fransman. Ze overleggen samen wat en stellen dan voor dat we wel met ze mee kunnen rijden. We kijken elkaar aan en knikken. Niet dat we dagelijks bij vreemde mannen in de auto stappen, maar deze mannen ogen als trouwe Franse mannen waar weinig kwaad in zit. Tel daarbij op dat we eigenlijk écht niet meer kunnen…
Blij zijn we uiteindelijk als we tien minuten later in Rougon de auto van Obélix’ vriend uitstappen, waar onze vriendin ons opwacht. Wat een dag, wat een wandeling… Ondanks de goede flow die heerste was het toch ook weer zwaar en vooral erg lang, met wederom acht wandeluren in de benen. Maar wat was het ook weer schitterend. Een magistrale zonsondergang in Rougon maakt deze dag af. Ja, het was goed. Wederom. Ergens snap ik weer waarom ik dit zo graag wilde…
Etappe 5: Rougon – Castellane
7.00 uur. De wekker. Hoewel de GR4 die wij bewandelen nog verder gaat van Rougon naar Castellane, besluiten we vandaag onze vriendin te sparen en met haar mee te gaan per taxi. Even een dagje niets. Ook voor mij en de andere vriendin geen straf, zeker na gisteren niet. We wandelen nog een klein uurtje van Rougon naar het lager gelegen Point Sublime, vanwaar je schitterend uitzicht hebt op de Verdon en talloze roofvogels. Hier pikt de taxi ons op. Wat uiteindelijk een prima idee blijkt: Castellane is een gezellig, lieflijke stadje. Zonde om hier niet genoeg tijd door te brengen, vertellen we onszelf. Goede keuze dus, om de taxi te pakken vandaag. Al had wandelen ook veel prachtplaatjes opgeleverd. Volgens bronnen gaat de route van Rougon naar Castellane veelal over hooggelegen paden. Een goede optie dus, mocht je de trektocht lopen. Maar voor ons was dit even het beste plan.
In Castellane slenteren we door de sfeervolle, typisch Franse straatjes. We lunchen: een verse salade en pizza ineen. En we genieten. Van het vrije Franse leven. Van het gemoedelijke ritme. Van de rust. Van de sfeer. Eigenlijk geniet ik intens van alles hier. Ik besef ineens weer hoe mooi deze reizen zijn, te voet en met de rugzak door Frankrijk. Trekken van plek naar plek en in korte tijd zóveel moois zien. Ik voel me ineens ontzettend dankbaar terwijl ik op het terrasje in Castellane zit. En hoewel we vandaag dan de taxi namen in plaats van wandelden, is het juist ook de vrijheid in deze keuze die me zo blij maakt. Doen wat voor jou goed voelt vind ik zo belangrijk, in het dagelijkse leven, maar ook op reis. Uiterst gelukkig kijk ik mijn vriendinnen aan. Ze glimlachen terug. Dit is wat reizen moet zijn. Samen gelukkig zijn. Samen doen wat goed voelt. Leven in de vrije natuur. We besluiten onze lunch met een vragenronde. Waar zouden we over tien jaar staan in het leven..?
Etappe 6: Castellane – Nice
7.00 uur. De wekker. Ook vandaag geen wandeldag meer op het programma, maar wel een dag waar ik ontzettend veel zin in heb. Eindbestemming? Nice. De stad waaraan ik mijn hart heb verloren. De stad die een beetje voelt als een tweede thuis voor mij. En nu de stad vanwaar we naar huis zullen vliegen. De bus brengt ons van Castellane naar Nice in een dikke twee uur. De hobbelen bochten door en ik zie landschappen veranderen. Aangekomen in Nice voel ik wederom een deken van rust over me heen vallen. Deze stad is fantastisch. Gemoedelijk, gezellig, mooi… En dan dat strand. Het wordt ons einddoel van deze dag. Zwemmen in de zee, even onze spieren verwennen. Hoewel die zee nog erg koud blijkt in april. Maar het mag de pret niet drukken. We hebben het maar weer mooi geflikt, deze wandelreis!